Wetenschappelijke betekenis | | Toxoplasmose is een veel voorkomende infectie veroorzaakt door de protozoa parasiet Toxoplasma gondii. De infectie wordt voornamelijk verkregen door de innamen van voedsel of water besmet met mature oocysts uitgescheiden door katten of door niet voldoende gebakken vlees dat de weefsel cysten bevat.
Primaire acute infectie, meestal mild of zelfs asymptomatisch bij gezonde personen, wordt gevolgd door een latente infectie die blijft voor sluimeren gedurende het leven. Reactivatie van een latente Toxoplasma infectie, door immuunsuppressie (orgaantransplantatie, AIDS) is vaak geassocieerd met meningoencephalitis.
Primaire maternale Toxoplasma infectie tijdens de zwangerschap kan leiden tot ernstige schade aan de foetus omdat de parasiet doorgegeven kan worden via de placenta. De meeste kinderen met een congenitale infectie vertonen geen symptomen bij geboorte, maar kunnen later ernstige gevolgen vertonen (mentale en psychomotorische achterstand, chorioretinitis en gehoorverlies).
Mogelijke toepassingen
Bij verdenking op toxoplasmose
Aangezien toxoplasmose ernstige congenitale afwijkingen kan veroorzaken, wordt de test prioritair aangevraagd vooraleer de zwangerschapsdiagnose gesteld wordt en verder als follow-up test tijdens de zwangerschapsperiode, ten einde de immuniteit van een patiënte vast te stellen.
Door de vele latente infecties wordt de diagnose gesteld door het vinden van een seroconversie of een significante titerstijging. Gewoonlijk blijft specifiek IgG gedurende het gehele leven aantoonbaar en specifiek IgM slechts gedurende een variabel kortere periode, maar IgM kan ook jaren detecteerbaar blijven.
Bij pasgeborenen, verdacht voor een congenitale infectie, dienen alle drie immuunglobulinenklassen te worden gedetecteerd. |