Immunohematologie: Bloedgroepbepaling ABO en RhD
Gemeten eigenschap
Bloedgroepbepaling ABO en RhD
Interne naam
RBC.ABO.ag, RBC.D.ag, RBC.ABOD.ag.int, RBC.K.ag, RBC.Dw.ag (131)
RBC.ABO.ag.ctr, RBC.D.ag.ctr, RBC.ABOD.ag.int.ctr (135)
RBC.ABO.ag.neo, RBC.D.ag.neo, RBC.ABOD.ag.neo.int, DAT.neo, RBC.Dw.ag.neo (140)
Afkorting
Synoniem
Erytrocyten antigenen ABO en D (RH1), ABO/D, ABO/RH1, zwak RH1, zwak D
Intern codenummer
Algemene info
Extra info
Doorstuur info
Afnamemateriaal
PAARS (EDTA Volbloed)
Afnamemateriaal (afgekort)
EV
Minimum benodigde hoeveelheid
Interferentie
Avonddienst
1
Weekenddienst
1
Mogelijk dringende bepaling
1
Frequentie van bepaling
Dagelijks
Dag van bepaling
Antwoordtijd
(Tijd tussen staalontvangst en volledig resultaat)
2.3u (dringend) en 4.8u (routine)
(de tijd tussen staalontvangst tot het beschikbaar zijn van een resultaat voor 90% van het aangeboden onderzoeksmateriaal)
Maximale tijd afname - analyse
Instructies
Een ABO en D bloedgroep is pas definitief vastgesteld wanneer deze
tenminste tweemaal wordt verricht uit twee onafhankelijke bloedstalen zonder dat hierbij discrepanties zijn ontdekt.
* In de eerste 3 levensmaanden is een ABOD bloedgroepbepaling nooit definitief
* De ABO/D bloedgroep van de patiënt moet vóór de transfusie tenminste éénmaal bepaald zijn in het klinisch laboratorium
* Onduidelijke aanvragen of onvolledig geïdentificeerde stalen worden NIET geaccepteerd.
Aanvraag formulier
Chemie - Immunohematologie
Spoed - Immunohematologie
Eenheid
Referentiewaarden:
Geslacht
Leeftijd / Andere
Extra
Referentiewaarden
Geldig sinds
O of A of B of AB
D +/-
zwakke D +/-
Matrix
Referentiewaarden
Geldig sinds
Bijkomende info
Bron humane referentiewaarden
Bron niet-humane referentiewaarden
Controle grenzen voor resultaten
Doorbelwaarde
Weergave resultaat
Omrekeningsfactor
Accreditatie
Prijs
Opmerking
Wetenschappelijke betekenis
Het ABO-bloedgroepsysteem is het belangrijkste bloedgroepsysteem voor de transfusiepraktijk. In het plasma van ieder individu zijn vanaf enkele maanden na de geboorte antistoffen aanwezig tegen de ontbrekende ABO-antigenen. Bij transfusie met een ABO-incompatibel bloedbestanddeel kunnen deze ABO-antistoffen een acute hemolytische transfusiereactie veroorzaken, soms zelfs met fatale gevolgen. De kans dat een ABO-incompatibele transfusie wordt gegeven is afhankelijk van een groot aantal variabelen. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat identificatiefouten, met name administratieve fouten een belangrijke rol spelen.
Het Rh bloedgroepensysteem, en met name het D antigeen, is na het ABO bloedgroepsysteem het belangrijkste bloedgroepsysteem voor de transfusiepraktijk. D negatieve patiënten die in contact komen met D positieve erytrocyten vormen in circa 85-90% van de gevallen anti-D antistoffen en deze anti-D antistoffen kunnen hemolytische transfusiereacties veroorzaken. Voor de transfusiepraktijk is het daarom van belang om te voorkomen dat D negatieve patiënten (ontvangers) als D positief gezien worden.
Het aantal D antigenen op de erytrocytenmembraan kan van persoon tot persoon sterk wisselen. De meest bekende kwantitatieve D antigeen afwijking is het "zwak D" antigeen . Patiënten met een verzwakt (laag aantal) maar volledig intact D antigeen zijn D positief en niet in staat om allo-antistoffen tegen het D antigeen te produceren.
Naast kwantitatieve variaties zijn er ook een flink aantal kwalitatieve varianten van het D antigeen beschreven. Patiënten met een "partieel D" antigeen of "D-variant" antigeen kunnen zelf wel allo-anti-D antistoffen vormen tegen de epitopen van het D antigeen die ze zelf niet bezitten. De meest frequent voorkomende D-variant is klasse VI met een incidentie van 1:5000 tot 1:6800. De overige D-varianten zijn veel zeldzamer met incidenties <1:60.000. Een ontvanger met een D-variant antigeen die als D positief is bepaald, loopt bij transfusie met een D positief erytrocytenconcentraat het risico antistoffen tegen de bij zichzelf ontbrekende onderdelen van het D antigeen te vormen. Daarom wordt voor de bepaling van de D bloedgroep bij ontvangers gebruik gemaakt van een anti-D reagens waarbij D-variant VI als D negatief wordt aangetoond.
Voor vrouwen <50 jaar (vruchtbare leeftijd) en patiënten met chronische transfusies (hemoglobinopathie) kan het aangewezen zijn om bij een dubieuze D serologie (reactiesterkte <3+ of interlaboratoriumdiscrepanties van D bepaling) een moleculaire bepaling van D uit te voeren.
Tijdens de zwangerschap kan immunisatie optreden doordat foetale erytrocyten in de circulatie van de moeder terechtkomen. De zo ontstane IgG antistoffen kunnen vervolgens de placentabarrière passeren en afbraak van foetale erytrocyten veroorzaken. Dit kan in ernstige gevallen (D immunisatie) leiden tot hemolytische ziekte van de pasgeborene. Ter preventie van D immunisatie wordt profylactisch anti-D immuunglobuline toegediend aan D negatieve vrouwen die bevallen zijn van een D positief kind. Bij het vaststellen van de D bloedgroep van de pasgeborene dienen daarom zowel zwakke D antigenen als D-varianten te worden gedetecteerd en daarmee wijkt deze bepaling af van de D bepaling voor andere patiënten.
Interne analyse
Ja
Intern uitgevoerd door dienst
Sint-Trudo Ziekenhuis (STZH) - Labo klinische Biologie
Doorstuur instructies
Workflow informatie
Workflow informatie
Status
Definitief
Historiek
09/01/2020 09:09:58: Versie 1: wijzigde de status naar Verstuurd (Bianca Pulinx)
09/01/2020 09:36:13: Versie 1: Kwaliteitsfunctionaris wijzigde de status naar Definitief (Bianca Pulinx)
12/06/2023 12:56:24: Versie 1: wijzigde de status naar Verstuurd (Bianca Pulinx)
12/06/2023 12:56:52: Versie 1: Kwaliteitsfunctionaris wijzigde de status naar Definitief (Bianca Pulinx)