Bijkomende info |  | Ratio Amyloid-beta 1-42/1-40 - Grijze zone tussen 0.062 - 0.077
Indien deze testen (i.e. rayio of totaal tau) afwijkend zijn wordt er bijkomend fosfo-tau 181 bepaling uitgevoerd.
Interpretatie fosfo-tau:
- Negatief: < 0.08 pg/mL (95% sensitiviteit in MCI fase)
- Dubieus: 0.08 – 0.19 pg/mL
- Positief: > 0.19 pg/mL (95% specificiteit in MCI fase) |
Bron humane referentiewaarden |  | |
Controle grenzen voor resultaten |  | |
Doorbelwaarde |  | |
Weergave resultaat |  | |
Omrekeningsfactor |  | |
Accreditatie |  | |
Prijs |  | Geen RIZIV terugbetaling. Zie lijst "Tarieven niet terugbetaalde laboratoriumanalyses" - LI.119 |
Opmerking |  | De kost van onderstaande aangevraagde analyses op dit cerebrospinaal vocht staal (CSV) wordt niet terugbetaald door de ziekteverzekering (RIZIV). Sommige supplementaire hospitalisatieverzekeringen komen echter tussen in deze analysekost. Deze analysekost zal rechtstreeks aan de patiënt aangerekend worden.
De aanvragende arts dient met betrekking tot de kost van deze test ten laste van de patiënt, zorg te dragen voor het bekomen van Informed Consent van de patiënt en dit in het dossier te registreren. |
Wetenschappelijke betekenis |  | De resultaten van de bepaling van biomerkers voor de ziekte van Alzheimer worden gerapporteerd als de ratio “amyloïd-beta1-42/ amyloïd-beta1-40”. Hoewel de amyloïd-beta1-42 bepaling in het lumbaal vocht gevoelig is, biedt de ratio een even gevoelige doch specifiekere bepaling van de aanwezigheid van centrale amyloïd plaques.
De bepaling wordt samen uitgevoerd met de bepaling van “totaal tau”.
Fosfo-tau wordt op indicatie en afhankelijk van de bovenstaande ratio's bepaald.Een waarde >74 pg/mL past bij Alzheimer (AD).Indien enkel amyloid 1-42 en/of de amyloid ratio is verlaagd, kan dit nog wel passen bij AD maar met een lagere specificiteit dan wanneer p-tau is verhoogd samen met gedaald amyloid of amyloid ratio.
T-tau en P-tau vormen neurophibrillaire tangels in de hersenen terwijl het
β-amyloid peptide verantwoordelijk is voor de neerslag van seniele plaques.
Momenteel bestaan er geen echte diagnostische merkers voor de ziekte van Alzheimer (AD) of dementie van neurodegeneratieve oorsprong, maar de bepaling van de combinatie van de Tau parameters en het amyloid in CSV kunnen ons toch een aanwijziging geven.
Bij AD zijn T-tau en P-tau gestegen, terwijl het A-beta 1-42 amyloid gedaald is.
De analyses worden uitgevoerd met een Elisa test en geven aanvullende informatie bij de diagnose van AD of ze verhogen de specificiteit om AD te onderscheiden van andere neurodegeneratieve dementies.
In combinatie met een zorgvuldige anamnese, klinisch onderzoek, laboratoriumonderzoek, beeldvorming van de hersenen en een neuropsychologisch onderzoek, zijn de CSV biomarkers ABeta1-42, T-tau en P-tau 181P een belangrijk hulpmiddel bij de diagnose van dementie.
De gecombineerde bepaling van ABeta1-42 en T-tau heeft een hoge sensitiviteit, specificiteit en diagnostische accuraatheid (>80%) voor de differentiatie tussen de ziekte van Alzheimer en normale veroudering of depressie. Een gecombineerde bepaling van ABeta1-42, T-tau en P-tau181P laat toe een ziekte van Alzheimer te discrimineren van andere vormen van dementie. Op basis van deze biomarkers kan een ziekte van Alzheimer als oorzaak van milde cognitieve tekorten (Mild Cognitive Impairment) worden geïdentificeerd. |