Wetenschappelijke betekenis | | Cardiaal troponine I is een regulerende subeenheid van het troponine complex geassocieerd met het dunne actine filament binnen de hartspiercellen. Troponine I speelt, samen met troponine C en troponine T, een integrale rol in het regelen van de spiercontractie. Drie verschillende weefsel-specifieke isovormen van troponine I werden geïdentificeerd uit skelet en hartspieren. De cardiale isovorm vertoont maar 60% overeenkomst met de skeletspier isovorm en bevat bijkomstige AZ op het N-einde; cTnI heeft een molecuulgewicht van 24 kDa.
Klinische studies toonden de vrijzet van cTnI in het bloed aan enkele uren na een myocard infarct (MI). of ischemische schade. High sensitive testen kunnen verhoogde cTnI concentraties (boven het 99e percentiel van gezonde referentiepopulatie) opsporen binnen de 3u na start van pijn op de borst.
cTnI bereikt zijn piek concentratie na ongeveer 8-28u en blijft gedurende 3-10 dagen na de MI verhoogd.
Cardiaal troponine is de biomerker die bij voorkeur gebruikt wordt voor de detectie van MI, door zijn verbeterde sensitiviteit en superieure weefsel specificiteit t.o.v. andere beschikbare biomerkers voor necrose, inclusief CK-MB, myoglobine, LDH e.a.
De hoge weefselspecificiteit van cTnI metingen is bevordelijk voor het identificeren van hartschade bij klinische aandoeningen m.b.t. skeletspierschade als resultaat van chirurgie, trauma, intensieve inspanning of spierziekte. De hoge weefselspecificiteit van cTnI moet wel niet verward worden met de specificiteit voor het schade mechanisme (bv. MI vs myocarditis). Wanneer een verhoogde cTnI gevonden wordt zonder bewijs van myocard ischemie, dan moet er grondig gezocht worden naar andere oorzaken van de hartschade. Verhoogde troponine concentratie kan indicatief zijn voor myocardschade geassocieerd met hartfalen, nierfalen, chronische nierziekte, myocarditis, aritmie, longembolie e.a. klinische aandoeningen.
In 2012 maakte een Globale Task Force (ESC, ACCF, AHA en WHF) een 3e universele definitie van MI waarbij ook cTnI werd gedefinieerd als voorkeursbiomerker voor MI. Hun universele definitie van MI is een typische stijging en/of daling van cardiale biomerkers (bij voorkeur troponine) met minstens één waarde boven het 99e percentiel URL tezamen met bewijs van myocard ischemie met minstens een van de volgende:
1. Symptomen van myocardiale ischemie
2. Pathologische Q golven op ECG
3. Ischemische ECG veranderingen (Nieuwe of verondersteld nieuwe afwijkingen in ST-T segment of linkerbundeltakblok zichtbaar op het ECG)
4. Bewijs voor verlies van myocardweefsel of detectie van regionale wandbewegingsstoornissen bij beeldvorming
5. Aanwezigheid van intra coronaire trombus gedetecteerd via angiografie of tijdens een autopsie
Een enkele, verhoogde cTnI waarde is niet voldoende om de MI diagnose te stellen. Seriële metingen om de tijdelijke stijging en daling van cTnI wordt aanbevolen voor de differentiatie van acute cardiale events van chronische hartziektes. Het gebruik van deltawaardes (verschil in cTnI tussen twee meetpunten) kan mogelijk de klinisch specificiteit voor ACS verbeteren.
Meerdere grote studies hebben aangetoond dat cTnI ook bruikbaar is als een voorspeller voor hartrisico in patiënten met onstabiele angina.
Bijkomstige studies hebben aangetoond dat tijdens een 30 dagen follow-up, patiënten met ACS (inclusief onstabiele angina) een groter risico hebben op progressie naar MI als de cTnI verhoogd was. Resultaten van de PRISM trial toonden aan dat verhooge cTnI concentraties kunnen helpen bij het identificeren van patiënten met onstabiele angina die een bijkomend cardiaal risico hadden (zeker binnen de eerste 72u na start van symptomen) en wie baat hadden bij behandeling met een glycoproteïne IIb/IIIa receptor antagonist. Dus, cTnI kan een belangrijke rol spelen bij het identificeren van patiënten met ACS die een verhoogd risico hebben op cardiale events. De ESC, ACCF, AHA en NACB bevelen ook aan om cTnI te gebruiken bij het maken van beslissingen m.b.t. de behandeling van onstabiele angina en non-ST segment elevation MI (NSTEMI).
Verhoogde troponines zijn geassocieerd met structurele hartziektes, risico op cardiovasculaire events en mortaliteit. Daarnaast kunnen de verhoogde troponines ook indicatief zijn voor een toekomstig risico bij patiënten onder chemotherapie, na niet-cardiale chirurgie of met hartfalen.
|