Wetenschappelijke betekenis | | De pH van het bloed neemt af (wordt zuurder) met een toename van de hoeveelheid CO2 in het bloed. De pH neemt toe (wordt basischer) bij een afname van de CO2 of een toename in basische stoffen (zoals bicarbonaat; HCO3-). Veranderingen in zuurgraad ontstaan bij problemen met de longen (respiratoire acidose/alkalose) of bij problemen met de nieren (metabole acidose/alkalose).
Voor de meting van bloedgassen wordt gebruik gemaakt van een bloedmonster uit de slagader of de ader.
Bloed uit de slagader (arterieel bloed) transporteert zuurstof van de longen naar de organen.
Veneus bloed (uit de aders) brengt de koolstofdioxide,die ontstaat bij zuurstofgebruik door de organen, weer terug naar de longen.
Bloedgassen verschillen in de slagaders daardoor sterk van bloedgassen in de aders. Voor de meting van bloedgassen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een monster uit de slagader. |